In een persbericht van maart 2025 kondigde de Commissie Burgerlijke Vrijheden aan dat zij haar ontwerpstandpunt over nieuwe wijzigingen in het visumvrije reisbeleid had aangenomen. Het voorstel is inmiddels goedgekeurd door de Commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) van het Europees Parlement, wat een volgende stap betekent richting de implementatie van de wijzigingen.
De voorgestelde wijzigingen houden in dat kortetermijnvisa voor niet-EU-burgers kunnen worden opgeschort voor korte verblijven in de EU op basis van veiligheidszorgen en mensenrechtenschendingen. Burgers uit landen waarvoor het visumvrije reizen is opgeschort, zullen voortaan een visum moeten aanvragen om naar de EU te reizen.
Het nieuws volgt op een stemming door de leden van het Europees Parlement in de Commissie Burgerlijke Vrijheden, waarbij 41 voor, 10 tegen en 21 zich onthielden van stemming over de beleidswijzigingen. Als de voorgestelde veranderingen worden doorgevoerd, kunnen reizigers de toegang tot visumvrij reizen naar de EU verliezen vanwege veiligheidszorgen in verband met hybride dreigingen en schendingen van internationale mensenrechten.
De wijzigingen zouden een uitbreiding zijn van de huidige lijst met bestaande gronden om visumvrijheid op te schorten. Dit zou betekenen dat visumvrij reizen kan worden ingetrokken voor burgers van een land vanwege de door de staat gesteunde instrumentalisering van migranten, investeringsburgerschap (ook wel bekend als ‘gouden paspoorten’), schendingen van het Handvest van de Verenigde Naties, ernstige schendingen van internationale mensenrechten of het humanitair recht, het niet naleven van EU-sancties en vijandige daden tegen EU-lidstaten.
Daarnaast willen Europarlementsleden de drempel verlagen voor het opschorten van visumvrij reizen bij een plotselinge toename van asielaanvragen, illegale reizen of ernstige strafbare feiten. De grens ligt nu op een stijging van 50%, maar volgens het nieuwe voorstel wordt dit verlaagd naar 40%.
Om de voorgestelde wijzigingen door te voeren, moeten ze worden goedgekeurd tijdens de volgende plenaire vergadering van het Europees Parlement en vervolgens worden onderhandeld met de Europese Raad. Zodra beide partijen overeenstemming hebben bereikt, wordt het standpunt als goedgekeurd beschouwd.